Iedereen kent de Mont Ventoux. Nogal wiedes.
De 1909 meter hoge berg is in zowat elke toonaangevende Franse meerdagenwedstrijd van de partij als scherprechter.
Tour de France, Critérium du Dauphiné, Parijs-Nice: “Been there, done that.”
En terecht ook.
Is het dat kale, door god verlaten, dorre maanlandschap met zijn witte top?
Mont Chauve – ‘De Kale Berg’, die zijn aanzicht kreeg door iets te gretig bomen kappende scheepsbouwers uit Toulon.
De gure mistralwind die met snelheden tot 300 km per uur in je gezicht kletst?
De temperatuur die van gloeiend snikheet naar diepvriesstand switcht alsof het niets is?
De onuitputbare grabbelton vol legendarische verhalen?
Van Lance Armstrong die Marco Pantani in 2000 de zege ‘schonk’, Chris Froomes maffe materiaalpechloopje in 2016 tot de intrieste tragische dood van wereldkampioen Tom Simpson in 1967 en Eddy Merckx die drie jaar later na aankomst aan de zuurstoffles moest?
Sommige mythes behoeven geen verklaring.
Ze staan simpelweg boven ratio, tijd en ruimte.
Alsof ze er altijd geweest waren en zullen blijven.
Je moet ze niet verklaren, maar vertellen.
Zoals de heldenverhalen van de Mont Ventoux.
Je moet hem beklimmen vanuit Bédoin om het te begrijpen.
En als je dat doet, schrijf dan een laatste groet in het witte steengruis waar Tom Simpsons gedenkteken staat.