dinsdag 17 maart 2020

Waar komen de namen van de seizoenen vandaan

Lente dook ongeveer duizend jaar geleden op in onder meer het Oud-Saksisch als lentin en in het Oudduits als lenzin.
Het verwijst naar het lengen van de dagen.

Zomer gaat mogelijk helemaal terug naar het woord sem uit het Proto-Indo-Europees, dat vanaf 4500 voor Christus in Europa werd gesproken.
Het betekent 'samen' of 'eender'.
De precieze link met het seizoen is niet bekend.
In het Middel-Nederlands dook zomer op als somer.

Herst komt van het Germaanse harbista.
In het Engels werd de herfst, de oogsttijd, tot enkele eeuwen geleden ook nog harvest genoemd.
Dat woord slaat nu alleen nog op de oogst zelf.

En winter?
Dat komt van het Oudnederlandse wintar.
De herkomst is niet bekend.
Mogelijk is het verwant aan het Oudierse find, dat wit betekent: de kleur van sneeuw.
Of aan het Oud-Pruisische wundan voor water.
Winter zou staan voor het natte jaargetijde.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten