Op 7 juni 1661 voltrok zich een merkwaardig schouwspel in Amersfoort.
Wel vierhonderd Amersfoorters versleepten zwetend en puffend een reusachtige zwerfkei van de heide bij De Stompert naar de Varkensmarkt.
Het granieten gevaarte woog 7.157 kilo, was 2 meter hoog en had een omtrek van 5,25 meter. Ondertussen proestte een zekere jonkheer Everard Meysters het uit van het lachen.
De doortrapte jonker had de naïeve Amersfoorters met liters bier en krakelingen verleid tot deze absurde verplaatsing.
De excentrieke edelman koesterde achteraf zo’n napretjes over zijn dolle frats, dat hij het voorval vereeuwigde met een gedenkpenning en een gedicht.
Alsof dat nog niet volstond, versierde hij zijn nieuwe woning in Utrecht met allerlei verwijzingen naar het voorval.
Overdrijven is ook een vak.
De Amersfoorters kregen al snel in de smiezen dat ze gerold waren.
Naburige dorpen en steden doopten hen smalend “Keientrekkers” en hun stad stond voortaan bekend als “Keistad”.
Beschaamd begroeven ze de vrucht van hun nutteloze arbeid in 1672 onder de Varkensmarkt.
In 1903 porde de lokale oudheidkundige vereniging Flehite het stadsbestuur aan om het bijzonder stuk erfgoed op te graven.
En daar pronkt hij nu trots op een sokkel aan de rand van het stadscentrum, in Plantsoen-Zuid bij de Arnhemsestraat: de Amersfoortse Kei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten