Waarom zou je de moeite doen om een onschuldig dorpsmeisje te ontvoeren, als er kabouters bestaan?
Kabouters waren ijverige baasjes en in de Kempen krioelde het ervan.
Met veel plezier hielpen de noeste werkertjes de boerenpopulatie van de barre zandstreek.
De kereltjes gingen bij voorkeur ’s nachts te werk: kabouters waren namelijk aardig op hun privacy gesteld.
Toen een nieuwsgierige boer toch eens stiekem naar hun nachtelijke arbeid gluurde, bekocht hij dat met een blind oog.
De kabouters van de Kempen leefden met hun koning Kyrië op de Kerkakkers in de Kabouterberg, een oude grafheuvel op de Hoogeloonse heide nabij het Koebos.
Het bekendste verhaal van kabouterkoning Kyrië betekende helaas ook meteen zijn einde.
Toen Kyrië op een dag goedgeluimd een uitje naar Riethoven maakte, loste een jager een ongelukkig geweerschot.
De getroffen kabouterkoning sleepte zich met zijn laatste krachten naar de nabijgelegen Duivelsberg, waar toevallig ook een hele kabouterstam woonde.
De kabouterleider blies zijn laatste adem uit, waarna het droeve nieuwtje al snel alle Kempen-kabouters bereikte en het behulpzame volkje hun koning in zijn thuisdorp Hoogeloon begroef.
Na Kyriës dood hadden de kabouters genoeg van de mensheid.
De kereltjes verlieten als de wiedeweerga met een gigantische stofwolk het Kempenland en niemand heeft ze ooit nog gehoord of gezien.
Als je ooit in het Noord-Brabantse Hoogeloon bent, bezoek dan zeker het Valensplein.
Daar staat sinds 1985 een bronzen standbeeld van de nobele kabouterkoning, wakend op de dorpspomp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten