Vroeger was je bij ziekte aangewezen op de chirurgijn of barbier.
Een greep uit de bonte verzameling oude geneeswijzen, van meestal twijfelachtig allooi.
Een potje met vet.
Wat?
Bij verstuikingen moest je paardenvet hebben, voor reuma kikker- of reigersvet en bij krampen palingvet.
De goede werking van dierlijk vet kende men in de vijftiende en zestiende eeuw maar al te goed.
Maar het was de mens die in deze tijd werd beschouwd "als kroon en sieraad der schepping", schrijft arts Martinus van Andel in 1928 in een artikel. En daarom werd aan "menschenvet een werkelijk ongelooflijke geneeskracht" toegeschreven.
Waarvoor?
In het boek De Wonderlijcke en wel geoeffende geneesen heelmeester uit 1663 haalt schrijver Johannnes Casteleyn het verhaal aan van een militair die op het strijdtoneel aan een speer was geregen.
De man was wonderwel hersteld van zijn zware verwondingen.
Volgens Casteleyn beweerde het slachtoffer voor zijn genezing niets anders gebruikt te hebben dan mensenvet, de wortel van nagelkruid en bloed van een geitenbok.
Dit had hij met bier ingenomen.
Behalve voor verwondingen zette men mensenvet ook in bij bochels, gezwellen, oorziekte, flauwtes en de tering.
Anders nog iets?
Axungia hominis of adeps hominis stond er op de pot die je meekreeg.
Dat klinkt chic, maar mensenvet kwam van ter dood veroordeelde misdadigers.
Je ging er dan ook niet voor naar de dokter of de apotheker.
De beul had het monopolie op de handel in het goedje.
meer op http://5-five-5.blogspot.nl/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten