maandag 17 september 2012

De kale gier.



Haar, schubben een schelp of veren: enige lichaamsbedekking lijkt onmisbaar.
Die biedt bescherming tegen de kou, parasieten en andere narigheid.
Toch zijn er dieren die het zonder doen.
Redt een bloot beest zich wel in de keiharde natuur?



Wat?
Gier.

Leefgebied?
Woestijnen en steppes in Zuid-Amerika, Azië en Afrika.

Hoe komt hij zo kaal?
Er zijn meer dan 20 soorten gieren.
Ze hebben allemaal een kale kop en vaak een kale nek.
Dit trekje danken ze aan het gen BMP12.
Dat kalekopgen voorkomt de groei van veren rond de kop van de vogel, maar niet op de rest van zijn lijf.
Het is hetzelfde gen dat andere kaalhoofdige vogelsoorten met zich meedragen, zoals struisvogels, kalkoenen en Transsylvanische kaalnekkippen.

Voordelen?
Een kale nek is een voordeel als je van het vlees van karkassen leeft.
Zou de vogel een kop vol veren hebben, dan blijft het rottende vlees erin hangen, wat voor ziektes kan zorgen.
Vandaar dat de veren bij aasetende vogels in de loop der tijd van de kop verdwenen zijn (of flink uitgedund).
Ook leven gieren vooral in warme gebieden en via hun kop raken zij overtollige warmte kwijt.
Dat moet ook wel, want het verenkleed op de rest van het gierenlijf is dik.
Dus daaronder kan de temperatuur aardig oplopen.



Naakt feit?
Heeft de gier het ondanks zijn aircokop te heet dan poept hij over zijn poten.
De vochtige vogelpoep werkt verkoelend.

De vale gier is een flinke vogel. Hij kan meer dan 10 kilo wegen en een spanwijdte van meer dan 2,5 meter hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten