Het aantal uren zon neemt in de loop
van het jaar niet alleen toe door de
grotere daglengte, maar omdat het weer
verandert. In het najaar en de winter
kan het dagen achtereen grijs zijn.
Januari telt normaal zelfs nog 14
zonloze dagen, maart 7, mei 3 en in
augustus is de zon gemiddeld maar op
1 dag niet te zien.
Mei is normaal (gemiddeld over het
tijdvak 1971-2000) de zonnigste maand
met gemiddeld over het hele land 208
uren zon.
De maanden juni en juli doen daar met
achtereenvolgens 189 en 199 zonuren
nauwelijks voor onder.
In uitzonderlijke periodes in voorjaar
of zomer kan de zon wel 300 tot 340
uren in een maand schijnen.
Kenmerkend voor het voorjaar zijn
periodes waarin de zon dagen achtereen,
soms langer dan een week, zeer intensief
schijnt. (behalve dit jaar). Zo is langs onze kust eind
april 1984 in 10 dagen 119 uren zon
geregistreerd, ongeveer het maximaal
haalbare aantal zonuren voor die tijd
van het jaar.
Gemiddeld over het hele land neemt het
aantal zonuren in het voorjaar toe van
34 uren in de eerste 10 dagen van maart
tot 72 uren in de laatste 10 dagen van
mei.
Normaal is eind mei, begin juni de
zonnigste periode van het jaar.
Vooral daarna ontstaan er door
de grotere warmte voornamelijk
landinwaarts gemakkelijk stapelwolken,
waardoor het hartje zomer in het
algemeen iets minder zonnig is dan
aan het eind van het voorjaar.
Aan zee zijn het voorjaar en de zomer
zonniger dan het binnenland. Dat komt
door temperatuurverschillen tussen het
kustgebied en het binnenland.
Langs de Hollandse kust en in het
Waddengebied schijnt de zon in de 3
voorjaarsmaanden tezamen gemiddeld
zo'n 75 uren langer dan in oostelijk
Nederland.
In de drie zomermaanden bedraagt dat
verschil gemiddeld ongeveer 100 uren.
Soms schijnt de zon aan de kust alleen
al in één enkele maand 100 uren langer
