In hun molens vermaalden ze tarwekorrels tot volkorenmeel.
Daaruit zeefden ze de zemelen, zodat er witte, zachte, zoete bloem overbleef.
Prima voor een stevig brood.
Maar in de 19e eeuw werden machines uitgevonden die heel nauwkeurig de buitenste laagjes van de tarwekorrel konden weghakken.
Daardoor bleef alleen nog het fijnste en meest eiwitrijke deel uit de kern van de tarwekorrel over.
Deze bloem levert elastischer deeg op, dat vrijkomend gas beter vasthoudt en dus beter rijst.
Het woord 'patent' gold destijds als synoniem voor superieure kwaliteit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten