Ze ogen lief, maar schijn bedriegt.
Ze zien er dan wel schattig uit, maar ook dieren halen smerige streken uit.
Levende voorraad.
Verdachte:
Talpa e.
Bijnaam:
'de mol'.
Plaats delict:
Onder gazons, overal in Europa.
Aanklacht:
Ernstige verminking en vrijheidsberoving.
Bewijs:
De Poolse wormenkenner Plisko beschreef in 1961 de vondst van onthoofde wormen onder molshopen.
Uit het dossier:
In zijn gangenstelsel zoekt de mol naar regenwormen om te eten.
Omdat hij in de winter minder gemakkelijk aan zijn wormen komt, legt Talpa Europaea een voorraad aan.
Hij bijt de kop van de worm af en brengt het dier naar zijn voorraadkamer.
Een onthoofde worm raakt in een diapauze, een toestand van verlaagde activiteit, schreef de Fransman Saussey in zijn proefschrift van 1966.
Mollen maken handig gebruik van die verlamming.
De honderden wormen in de provisiekast gaan zonder kop geen kant op, maar ze blijven wel lekker vers.
Vonnis:
Het motief van de mol is helder: hij legt zijn voorraad aan om te kunnen overleven.
Voor de wormen is het sneu dat ze prooidieren zijn.
Het gaat te ver om alle roofdieren te bestempelen als misdadig.
Gebruikt de mol bij zijn beet buitensporig veel geweld?
Dat is lastig te bepalen.
En hoe een onthoofde worm het leed ervaart, weten we niet.
Wat wel bekend is, is dat de slachtoffers bij hogere temperaturen bij zichzelf een nieuw hoofdeind kunnen laten groeien.
De mol wordt vrijgesproken bij gebrek aan kennis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten